Vandaag staan we even stil bij een akkoord dat de EU vandaag gesloten heeft met enkele grote internetbedrijven, over haatboodschappen op de sociale netwerken
Internetgiganten sluiten akkoord met EU over bestrijd in haatboodschappen Met de Europese Commissie hebben de groten uit het internetwereldje (Facebook, Twitter, Google, Microsoft) afspraken gemaakt over een nieuwe gedragscode, om haatboodschappen binnen de 24u te verwijderen van hun social media platformen.
Deze afspraken houden o.a. in dat er teams moeten komen die content moeten bekijken, en dat er daarvoor partnerschappen afgesloten zullen worden met organisaties die kunnen helpen om die content te spotten, zo lees je bij DeRedactie(). Maar ook dat de bedrijven zelf tegenboodschappen moeten verspreiden, en educatieve programma's moeten steunen die kritisch denken aanmoedigen.
Moet dat niet overgelaten worden aan de rechter? Is dat een goede zet? Ja en neen. Want wie bepaalt wat een haatboodschap is? Wat voor ons in Europa overkomt als een haatboodschap van IS, zal voor sommige mensen enkel een oproep zijn tot weerbaarheid, tot strijd, tot verdediging van een bepaalde godsdienst of wereldbeeld. Wie moet daar beslissen? Moeten we zomaar alles gaan censureren wat niet in onze kraam (lees: ons Westers denken) past? Let op: hierbij spelen wij even advocaat van de duivel, want uiteraard moeten boodschappen van IS waarin opgeroepen wordt tot moordpartijen gecensureerd worden, maar is elke oproep tot strijdbaarheid een aanzetten tot moord? En hoe zit het met oproepen tot dingen die indruisen tegen onze Westerse waarden? Moet de oproep van de Turkse premier Erdogan om anticonceptie te verbieden gecensureerd worden? Vergeet niet dat de katholieke kerk jarenlang hetzelfde gedaan heeft...
De burger kan niet zolang wachten Ja, je zou dus kunnen zeggen dat het eigenlijk niet aan de internetbedrijven is om te oordelen wat een haatboodschap is. Een objectieve rechter zou dat moeten beslissen. Maar de molens van justitie draaien zo tergen langzaam, dat degene die het slachtoffer van zo'n haatboodschap kan wachten tot de rechter optreedt. Anderzijds zijn het vaak ook zo'n triviale geschillen, burenruzies, ruzies tussen geliefden, .... dat je echt niet kan verwachten dat de rechter zich met elke zaak bemoeit.
Bereikbaarheid is belangrijk Kortom: een heel heikele zaak. Positief is alvast het feit dat de gewone burger eindelijk aanspreekpunten zal krijgen bij die grote bedrijven. Tot nu toe kon je, wanneer je een probleem had op een sociaal netwerk, enkel een mail sturen of een tekst invullen op een invulformulier. Kent er iemand trouwens het telefoonnummer van Twitter in België? Of van Facebook? Hebben ze dat überhaupt wel? Het is dus een goede zaak dat je eindelijk een mens zal aantreffen, aan wie je je klacht kan uitleggen. Elk 'gewoon' bedrijf weet dat klantenservice bemand moet zijn door échte mannen en vrouwen, niet door webformulieren.
Bedrijven als rechter Toch blijft het moeilijk liggen - bedrijven die zelf rechter moeten spelen. De overheid die zijn verantwoordelijkheid als het ware afschuift, maar wel de bedrijven in kwestie met een verantwoordelijkheid opzadelt. Dat heeft de EU ook gedaan met het "recht om vergeten te worden", waarbij Google verplicht wordt om links naar nieuwsartikels over een bepaalde persoon te verwijderen uit zijn zoekresultaten. Ook hier heeft de rechter het aan Google overgelaten om zelf te bepalen of het op een dergelijk verzoek tot vergetelheid zou ingaan of niet.
Toen de beslissing genomen werd, klonk het protest dat de geschiedenis zo herschreven zou kunnen worden. Dat argument werd van de tafel geveegd door te stellen dat het enkel de link in Google is die "vergeten" wordt, maar dat het oorspronkelijke artikel bij de (online) krant nog altijd zou bestaan.
Ook krantenarchieven zelf moeten gaan vergeten Maar daarin is nu verandering gekomen, een evolutie die eigenlijk niet de aandacht gekregen heeft die zij verdient. Wan het Hof van Cassatie heeft op 12 mei dit jaar beslist dat het recht om vergeten te worden, ook geldt op de elektronische archieven van de kranten.
Een persoon die betrokken was bij een verkeersongeval, had namelijk geëist dat groep Rossel, de uitgever van de krant Le Soir, zijn naam zou laten wissen uit artikels over die veroordeling. Rossel weigerde, maar het Hof van Cassatie meende dat het recht om digitaal vergeten te worden "een intrinsiek onderdeel is van het recht om in de beslotenheid van de privésfeer met rust gelaten te worden, dat in de Grondwet opgenomen is".
Rossel van zijn kant stelt dat een persoon die zich wil verweren tegen wat verschijnt, andere middelen heeft om zich te verdigen, zoals een recht op antwoord, of het verwijderen van een artikel uit Google.
Je ziet dus hoe het ene tot het andere leidt. Moraalfilosofen, historici, privacy-advocaten én IT-goeroes zouden zich dringend moeten beraden over een fair evenwicht tussen het recht op historische waarheid, en het recht op privacy.
http://www.techmeme.com/160531/p4#a160531p4
http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/media ...
http://www.knack.be/nieuws/belgie/cassatie-recht-om-vergeten ...
|